John 15:5

12) zonder Mij

Dat is, van mij afgezonderd zijnde, of zonder mijne kracht.

13) niets doen.

Grieks niet iets; dat is, ganselijk niet, namelijk dat ter zaligheid vereist wordt.

1 Corinthians 15:10

22) dat ik ben;

Namelijk een gelovig Christen en bovendien een apostel des Heeren.

23) die [aan] mij

Of, in mij, tegen mij.

24) niet ijdel geweest,

Dat is, niet zonder vele vruchten voort te brengen.

25) gearbeid dan

Namelijk zo in het bedienen van het apostelschap, als in het verdragen van allerlei verdrukking en vervolging, die hij beschrijft 2 Cor. 11.

26) zij allen, doch

Namelijk de andere apostelen, die v¢¢r de hemelvaart van Christus beroepen zijn geweest en met Hem op de aarde verkeerd hebben, gelijk ook in 1 Cor. 15:11.

1Co 15.11

27) niet ik, maar de

Namelijk als door mijn eigen krachten dat werkende, overmits ik daarvan maar een instrument ben.

28) die met mij is.

Dat is, die God mij heeft bewezen en waardoor Hij mijnen arbeid zegent.

2 Corinthians 3:5

13) van onszelven bekwaam

Dat is, door onze eigen wijsheid of natuurlijke scherpzinnigheid.

14) te denken als uit

Of, te bedenken; namelijk dat bekwaam zou zijn om de harten van de mensen te bekeren, of om ons en anderen tot zaligheid te brengen. Zie Joh. 15:4,5; Filipp. 2:13.

Joh 15.4,5 Php 2.13
Copyright information for DutKant